Het ‘kuinzige’
Vertaald door Johannes de Wit
Freiburg im Breisgau, 15 april 1954
Hooggeachte mijnheer doctor,1
De etymologie van het woord ‘kuinzig’ is niet helder. Het gebruik van het woord is beperkt tot het Boven-Zwabische gebied tussen het Bodenmeer en de Boven-Donau.
Zijn betekenis ligt ongeveer in de richting van de ironie van Sokrates, die zich ook niet in één begrip laat vangen. Met dit woord wordt de blij-zwaarmoedige superioriteit ten opzichte van het gewone en gebruikelijke dat zichzelf steeds te belangrijk vindt bedoeld – maar deze superioriteit is totaal niet arrogant, ook niet als boosaardige spot.
Het ‘kuinzige’ omvat een vertrouwd huiselijke genegenheid vóór, en een echte zorg óm de mensen en de dingen; het streeft er echter onbewust naar om onpeilbaar te blijven, wat gemakkelijk onterecht voor geniepigheid aangezien kan worden.
Wat het woord bedoelt, speelt in verschillende domeinen, tot in die van het hoogste denken. Het wordt gekenmerkt door de diepe gevoeligheid voor het wezenlijke dat in het onopvallende verschijnt en de tegenstrijdigheid in alles in een hogere eenheid opneemt, maar daarbij steeds in beweging blijft; dit allemaal in de Boven-Zwabische levenswijze, die iemand heeft óf niet heeft.
Ter aanvulling op ‘De veldweg’ wil ik u graag wijzen op een klein boekje getiteld ‘Aus der Erfahrung des Denkens’, dat recent bij uitgeverij Günther Neske uit Pfullingen verschenen is.
Met vriendelijke groet,
Martin Heidegger
-
De geadresseerde is dr. Walter Zluhan, voor Heidegger een onbekende. In een brief van 6 april 1954 vanuit Stuttgart had hij om een uitleg van het woord ‘kuinzig’ gevraagd nadat hij ‘De veldweg’ gelezen had. ↩